NHG  

NHG kennistest

 
 
 
 

De gegevens en bedragen genoemd in onderstaande kennistest berusten op de V&N 2017-4.
 
 
 
 

Vraag 1

 *

Antwoord A is niet juist.

Het juiste antwoord is C: NHG kijkt voor de kostengrens naar de laagste van ofwel de koopsom ofwel de getaxeerde marktwaarde van de woning.Binnen de kostengrens hoeft geen rekening meer gehouden te worden met de bijkomende kosten. Zie norm 2.2

Antwoord B is niet juist.

Het juiste antwoord is C: NHG kijkt voor de kostengrens naar de laagste van ofwel de koopsom ofwel de getaxeerde marktwaarde van de woning.Binnen de kostengrens hoeft geen rekening meer gehouden te worden met de bijkomende kosten. Zie norm 2.2

Antwoord C is juist.

NHG kijkt voor de kostengrens naar de laagste van ofwel de koopsom ofwel de getaxeerde marktwaarde van de woning. Binnen de kostengrens hoeft geen rekening meer gehouden te worden met de bijkomende kosten. Zie norm 2.2

Antwoord D is niet juist.

Het juiste antwoord is C: NHG kijkt voor de kostengrens naar de laagste van ofwel de koopsom ofwel de getaxeerde marktwaarde van de woning.Binnen de kostengrens hoeft geen rekening meer gehouden te worden met de bijkomende kosten. Zie norm 2.2

 

Vraag 2

Louise wil graag een bestaande woning kopen, haar inkomen is ruim voldoende.
  • Koopsom € 200.000,-
  • Waarde voor verbouw € 205.000,- 
  • Waarde na verbouw € 220.000,-.
  • Kwaliteitsverbetering € 10.000,-  
  • Energiebesparende voorziening (EBV) € 7.000,-                                          
  • Maximaal 6% aan bijkomende kosten 
 *

Antwoord A is niet juist.

Dit is 106% van de marktwaarde na verbouw. Het juiste antwoord is D: €229.200,-
Er is hier gerekend met 101% van de marktwaarde na verbouwing plus het bedrag aan EBV tot maximaal 106% van de marktwaarde na verbouw. Werkelijke kosten: 200.000,-  + 10.000,- + 7.000,- = 217.000  + 13.020,- (6% bijkomende kosten) = 230.020,- Tot maximaal 101% van waarde na verbouw plus de EBV  (220.000,- x 1.01) + 7.000,- = 229.200,- Zie normen 2.2 en 1.6 en 5.1.2

Voor de berekening kunt u gebruik maken van de kostengrenstool

Antwoord B is niet juist.

Dit zijn de totale kosten van verkrijging. Het juiste antwoord is D: €229.200,-
Er is hier gerekend met 101% van de marktwaarde na verbouwing plus het bedrag aan EBV tot maximaal 106% van de marktwaarde na verbouw. Werkelijke kosten: 200.000,-  + 10.000,- + 7.000,- = 217.000  + 13.020,- (6% bijkomende kosten) = 230.020,- Tot maximaal 101% van waarde na verbouw plus de EBV  (220.000,- x 1.01) + 7.000,- = 229.200,- Zie normen 2.2 en 1.6 en 5.1.2

Voor de berekening kunt u gebruik maken van de kostengrenstool

Antwoord C is niet juist.

Dit is 101% van de marktwaarde na verbouw. Hier is geen rekening gehouden met de EBV. Het juiste antwoord is D: €229.200,-
Er is hier gerekend met 101% van de marktwaarde na verbouwing plus het bedrag aan EBV tot maximaal 106% van de marktwaarde na verbouw. Werkelijke kosten: 200.000,-  + 10.000,- + 7.000,- = 217.000  + 13.020,- (6% bijkomende kosten) = 230.020,- Tot maximaal 101% van waarde na verbouw plus de EBV  (220.000,- x 1.01) + 7.000,- = 229.200,- Zie normen 2.2 en 1.6 en 5.1.2

Voor de berekening kunt u gebruik maken van de kostengrenstool

Antwoord D is juist.

Er is hier gerekend met 101% van de marktwaarde na verbouwing plus het bedrag aan EBV tot maximaal 106% van de marktwaarde na verbouw. Werkelijke kosten: 200.000,-  + 10.000,- + 7.000,- = 217.000  + 13.020,- (6% bijkomende kosten) = 230.020,- Tot maximaal 101% van waarde na verbouw plus de EBV  (220.000,- x 1.01) + 7.000,- = 229.200,- Zie normen 2.2 en 1.6 en 5.1.2

Voor de berekening kunt u gebruik maken van de kostengrenstool

 

Vraag 3

Stelling 1
Ik mag op inkomen altijd € 9.000,- meer lenen als ik  een energie besparende voorziening tref.

Stelling 2
Antoinette en Simon hebben een gezamenlijk inkomen van € 37,847,- en een energieprestatie garantie van minimaal 10 jaar. Zij mogen bij aankoop van een 0 op de Meter woning € 25.000,- buiten beschouwing laten bij de berekening van de financieringslast.

 *

Antwoord A is juist.

Bij een toetsinkomen van minimaal € 33.000,- en bij een energieprestatiegarantie van minimaal 10 jaar mag bij aankoop van een 0 op de M woning € 25.000,- buiten beschouwing laten bij de berekening van de financieringslast. Stelling 1 is onjuist. De volledige € 9.000,- mag alleen buiten beschouwing gelaten worden bij de berekening van de financierings-last bij aankoop van een woning met energielabel A++ of een energieindex of energieprestatie- coëfficiënt van maximaal 0,6. Als kwaliteitsverbetering mag een energiebesparende voorziening tot maximaal € 9.000,- buiten beschouwing gelaten worden bij de berekening van de financierings-last mits het toetsinkomen minimaal €33.000,- bedraagt. Zie norm 7.6

Voor meer info over EBV zie de productpagina op onze website

Antwoord B is niet juist.

Stelling 1 is niet juist. De volledige € 9.000,- mag alleen buiten beschouwing gelaten worden bij de berekening van de financierings-last bij aankoop van een woning met energielabel A++ of een energieindex of energieprestatie- coëfficiënt van maximaal 0,6. Als kwaliteitsverbetering mag een energiebesparende voorziening tot maximaal € 9.000,- buiten beschouwing gelaten worden bij de berekening van de financierings-last mits het toetsinkomen minimaal €33.000,- bedraagt.
Het juiste antwoord is A: alleen stelling 2 is juist. Bij een toetsinkomen van minimaal € 33.000,- mag bij aankoop van een 0 op de M woning € 25.000,- buiten beschouwing laten bij de berekening van de financieringslast mits het toetsinkomen minimaal €33.000,- bedraagt. Zie Norm 7.6

Voor meer info over EBV zie de productpagina op onze website

Antwoord C is niet juist.

Stelling 1 is niet juist. De volledige € 9.000,- mag alleen buiten beschouwing gelaten worden bij de berekening van de financierings-last bij aankoop met energielabel A++ of een energieindex of energieprestatie- coëfficiënt van maximaal 0,6. Als kwaliteitsverbetering mag een energiebesparende voorziening tot maximaal € 9.000,- buiten beschouwing gelaten worden bij de berekening van de financierings-last mits het toetsinkomen minimaal €33.000,- bedraagt. 
Het juiste antwoord is A: alleen stelling 2 is juist. Bij een toetsinkomen van minimaal € 33.000,- mag bij aankoop van een 0 op de M woning € 25.000,- buiten beschouwing laten bij de berekening van de financieringslast mits het toetsinkomen minimaal €33.000,- bedraagt. Zie Norm 7.6

Voor meer info over EBV zie de productpagina op onze website

Antwoord D is niet juist.

Stelling 1 is niet juist.De volledige € 9.000,- mag alleen buiten beschouwing gelaten worden bij de berekening van de financierings-last bij aankoop van een woningmet energielabel A++ of een energieindex of energieprestatie- coëfficiënt van maximaal 0,6. Als kwaliteitsverbetering mag een energiebesparende voorziening tot maximaal € 9.000,- buiten beschouwing gelaten worden bij de berekening van de financierings-last mits het toetsinkomen minimaal €33.000,- bedraagt.
Het juiste antwoord is A: alleen stelling 2 is juist. Bij een toetsinkomen van minimaal  € 33.000,- mag bij aankoop van een 0 op de M woning € 25.000,- buiten beschouwing laten bij de berekening van de financieringslast mits het toetsinkomen minimaal €33.000,- bedraagt. Zie Norm 7.6

Voor meer info over EBV zie de productpagina op onze website

 *
 

Vraag 4

 *

Antwoord A is niet juist.

Het juiste antwoord is B: alleen het huidige inkomen mag worden meegenomen.Er mag alleen rekening worden gehouden met een eventuele loonsverhoging bij een dienstverband voor onbepaalde tijd. Zie norm 6.1.2

Antwoord B is juist.

Alleen het huidige inkomen mag worden meegenomen. Er mag alleen rekening worden gehouden met een eventuele loonsverhoging bij een dienstverband voor onbepaalde tijd. Zie norm 6.1.2

Antwoord C is niet juist.

Het juiste antwoord is B: alleen het huidige inkomen mag worden meegenomen.Er mag alleen rekening worden gehouden met een eventuele loonsverhoging bij een dienstverband voor onbepaalde tijd. Zie norm 6.1.2

Antwoord D is niet juist.

Het juiste antwoord is B: alleen het huidige inkomen mag worden meegenomen. Er mag alleen rekening worden gehouden met een eventuele loonsverhoging bij een dienstverband voor onbepaalde tijd. Zie norm 6.1.2

 

Vraag 5

Antwoord A is juist.

Ter bepaling van het toetsinkomen ga je uit van de jaaropgaven van de voorgaande 3 jaren waarbij het gemiddelde van de 3 jaren tot maximaal het jaarinkomen van het laatste kalenderjaar geldt. Zie norm 6.2

Antwoord B is niet juist.                                                 

Het juiste antwoord is A: ter bepaling van het toetsinkomen ga je uit van de jaaropgaven van de voorgaande 3 jaren  waarbij het gemiddelde van de 3 jaren tot maximaal het jaarinkomen van het laatste kalenderjaar geldt.Norm 6.2

Antwoord C is niet juist.                                                              

Het juiste antwoord is A: ter bepaling van het toetsinkomen ga je uit van de jaaropgaven van de voorgaande 3 jarenwaarbij het gemiddelde van de 3 jaren tot maximaal het jaarinkomen van het laatste kalenderjaar geldt.Norm 6.2

Antwoord D is niet juist.                                          

Het juiste antwoord is A: ter bepaling van het toetsinkomen ga je uit van de jaaropgaven van de voorgaande 3 jaren waarbij het gemiddelde van de 3 jaren tot maximaal het jaarinkomen van het laatste kalenderjaar geldt.Norm 6.2

www.nhg.nl KvK: 41158179
Volg ons: Facebook   Linkedin   Facebook
Copyright © 2024 Nationale Hypotheek Garantie
...